EU Hof van Justitie: verplicht basisexamen inburgering maakt gezinshereniging 'onmogelijk of uiterst moeilijk'

In een arrest van 9 juli 2015 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een belangrijk oordeel geveld over de wijze waarop Nederland uitvoering geeft aan het inburgeringsvereiste als voorwaarde voor gezinshereniging.

In het arrest stelt het Hof voorop dat het stellen van integratievoorwaarden aan gezinshereniging alleen als rechtmatig kan worden beschouwd indien de integratie van die gezinsleden daarmee kan worden vergemakkelijkt. Het evenredigheidsbeginsel vereist wel dat de toepassingsvoorwaarden voor een dergelijke verplichting niet verder gaan dan nodig om dat doel te bereiken. Leiden die toepassingsvoorwaarden ertoe dat gezinshereniging 'onmogelijk of uiterst moeilijk' wordt gemaakt, dan is dat in strijd met het Unierecht. 

Dat zou met name het geval zijn indien de toepassing van de inburgeringsverplichting gezinshereniging automatisch zou beletten wanneer de betrokken gezinsleden, hoewel niet geslaagd voor het examen, het bewijs hebben geleverd van hun wil om voor dat examen te slagen en van de nodige inspanningen die zij daartoe hebben gedaan.

Inburgeringsvereiste: onvoldoende ruimte voor beoordeling bijzondere omstandigheden

Van de manier waarop de Nederlandse staat uitvoering geeft aan dergelijke integratievoorwaarden vindt het Hof dat onvoldoende rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden die er objectief aan in de weg staan dat de belanghebbenden dat examen met goed gevolg kunnen afleggen. Binnen het Nederlandse beleid bestaat er namelijk geen ruimte voor een afweging van alle bijzondere omstandigheden van het geval, zoals leeftijd, opleidingsniveau, financiële situatie of gezondheidstoestand, teneinde te beoordelen of een gezinslid dient te worden vrijgesteld van het inburgeringsvereiste wanneer blijkt dat hij vanwege die omstandigheden niet in staat is het examen af te leggen of daarvoor te slagen.

Doordat in het Nederlandse beleid te weinig rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden oordeelt het Hof dat dat gezinshereniging door dit beleid onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt. Het inburgeringsvereiste in haar huidige vorm wordt dan ook in strijd geacht met het Unierecht.

Kosten voor voorbereiding op en afleggen van inburgeringsexamen te hoog

Verder wijst het Hof erop dat het lidstaten weliswaar vrijstaat om van derdelanders te vereisen dat zij de kosten van een inburgeringsexamen betalen, maar mag de hoogte van die kosten niet tot doel of gevolg hebben dat de uitoefening van het recht op gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt. Het bedrag van de kosten voor het voorbereiden en het afleggen van het basisexamen inburgering (€ 110 voor het voorbereidingspakket en € 350 per examen) is volgens het Hof van dien aard dat het (in ieder geval in de zaken die bij het Hof voorlagen) gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk maakt. Ook hier constateert het Hof dus strijd met het Unierecht.

Wat zijn de gevolgen van dit arrest?

Omdat het stellen van inburgeringsvoorwaarden volgens het Hof is toegestaan, is niet te verwachten dat door het arrest het inburgeringsexamen zal worden afgeschaft.

Wel ligt het in de lijn der verwachtingen dat de hardheidsclausule zal worden uitgebreid, waardoor er in het beleid wel meer rekening kan en moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden waardoor iemand niet in staat is om het examen met succes af te leggen. Het evenredigheidsbeginsel zal dus meer moet uiting moeten komen in het Nederlandse beleid.

Daarnaast is te verwachten dat de kosten van de examens worden verlaagd om geen onnodige drempels meer op te werpen voor gezinshereniging. Hierover zal binnenkort naar verwachting meer bekend worden.

UPDATE Op 19 november 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in dezelfde zaak. Zie het nieuwsbericht voor meer actuele informatie.

Terug naar overzicht