Raad van State: regels over basisexamen inburgering in het buitenland moeten anders
maandag 30 november 2015 Tags: Inburgering
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 november 2015 uitspraak gedaan in een zaak over het basisexamen inburgering in het buitenland.
In die zaak had de Raad van State prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie.
In antwoord op deze vragen heeft het Europese Hof geoordeeld dat het Nederlandse beleid met betrekking tot inburgering als voorwaarde voor gezinshereniging in strijd is met Europese regels (zie hiervoor het eerdere nieuwsbericht).
In de uitspraak van 19 november 2015 heeft de Raad van State de zaak terugverwezen naar de IND. Om met inachtneming van de overwegingen van het Europese Hof opnieuw een beslissing te nemen.
In de procedure bij de Raad van State heeft de IND overigens al erkend dat moet worden voorzien in een bredere vrijstelling dan de huidige hardheidsclausule. Hiertoe moet de Nederlandse regelgeving worden aangepast, opdat meer rekening kan worden gehouden met individuele omstandigheden.
Op dit moment beraadt het Kabinet zich op de gevolgen van de uitspraak van het Hof en de nieuwe inrichting van het Nederlandse beleid.
Lees ook
- Nieuwe legestarieven en normbedragen per 1 januari 2021
- Nieuw rapport concludeert: Nederlandse ‘Chavez-Vilchez’ beleid in strijd met EU-recht
- Rechtbank stelt vragen aan EU Hof over tijdelijkheid 'Chavez-Vilchez' verblijfsrecht
- Update inburgeringswet: uitgesteld tot 1 januari 2022
- EU Hof van Justitie: Datum aanvraag is bepalend voor beoordeling minderjarigheid kind
- Geliefde van buiten de EU mag per 27 juli weer naar Nederland
- Nieuwe normbedragen per 1 juli 2020
- Naar verwachting per 1 juli 2021 nieuwe Inburgeringswet
- Raad van State: Inkomsten uit ZW en WW uitkering kunnen ook duurzaam zijn
- Nieuwsbericht over coronavirus (COVID-19) en gezinshereniging