Inkomen

Om voor een buitenlandse partner, echtgeno(o)t(e) of kind garant te kunnen staan, dient de hoofdpersoon te beschikken over voldoende inkomsten. Deze mogen niet afkomstig zijn uit de publieke middelen, zoals een bijstandsuitkering.

In sommige gevallen kan de hoofdpersoon worden vrijgesteld van inkomen. Het maakt dan niet uit wat voor inkomen men verdient of hoe hoog het bedrag is.

Inkomensvereiste

De inkomenseis bestaat uit drie onderdelen: (1) zelfstandigheid, (2) hoogte en (3) duurzaamheid. Zelfstandigheid bepaalt in hoeverre de inkomsten worden verdiend door de hoofdpersoon zelf. De hoogte bepaalt hoeveel inkomen de hoofdpersoon moet verdienen en duurzaamheid hoelang dat inkomen gegarandeerd is.

1. Zelfstandigheid van het inkomen

De inkomsten van de hoofdpersoon moeten zelfstandig zijn. Dit houdt in dat deze inkomsten door de hoofdpersoon  zelf worden verdiend. Hierbij valt te denken aan loon uit arbeid, inkomen uit arbeid als zelfstandige (ook als freelancer) en uit bepaalde inkomensvervangende uitkeringen waarvoor premie is afgedragen, zoals krachtens de WAO/WIA, WW en de Ziektewet.

Ook andere inkomsten kunnen soms worden beschouwd als zelfstandig inkomen, zoals inkomsten uit pensioen, eigen vermogen, huurinkomsten, etc. Voor alle inkomsten is wel van belang dat de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen.

Inkomsten afkomstig uit de openbare kas (bijstandsuitkeringen, studiefinanciering, subsidies) worden niet als inkomen beschouwd. Hetzelfde geldt voor bepaalde belastingvoordelen (hypotheekaftrek, e.d.) en toeslagen.


2. Hoogte van het inkomen

Het inkomen dat de hoofpersoon moet verdienen is gekoppeld aan het (bruto) wettelijk minimumloon.

De hoogte van het wettelijk minimumloon wordt ieder half jaar vastgesteld door de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen echtparen of ongehuwd samenwonenden en alleenstaande ouders. Hier gaat het om de gezinssituatie, die alleen van belang is voor gezinshereniging met een kind. Is de hoofdpersoon zelf niet getrouwd of samenwonend, dan geldt de norm voor alleenstaande ouders. Is de hoofdpersoon wel getrouwd of samenwonend, dan geldt het normbedrag voor echtparen of ongehuwd samenwonenden. Dit is ook het geval wanneer het gaat om een kind dat gelijktijdig meereist met de partner van de hoofdpersoon.

De hoogte van het vereiste inkomen kan worden afgeleid uit onderstaande tabel. Hierin zijn ook de normbedragen inclusief vakantiegeld opgenomen.

LET OP: de bedragen in onderstaande tabel zijn BRUTO bedragen.

De bedragen zijn geldig vanaf januari 2024. Wml = Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag 
Bruto Wml-norm per maand Bruto per maand exclusief vakantiegeld
 
Echtparen en ongehuwd samenwonenden ​€ 2.234,95 € 2.069,40
Alleenstaande ouders ​€ 1.564,47 € 1.448,58


Normbedrag voor alleenstaande ouders
Het normbedrag voor alleenstaande ouders is gebaseerd op 70% van het bruto wettelijk minimumloon.

Deze norm geldt alleen wanneer de referent zelf niet gehuwd is en niet samenwoont en garant wil staan voor een ander familielid (dus geen partner of echtgenoot). In de meeste gevallen zal het gaan om een alleenstaande ouder die een (minderjarig) kind uit een vroeger huwelijk naar Nederland wil laten komen.

Het normbedrag voor alleenstaande ouders geldt niet voor alleenstaande ouders die een partner of echtgenoot uit het buitenland willen laten komen. De inkomensnormen zijn namelijk gebaseerd op de toekomstige situatie, wanneer de partner of echtgenoot al bij de referent in Nederland is. Daarom moet de referent voor deze situatie voldoen aan het standaard normbedrag, dat gelijk is aan het bruto wettelijk minimumloon.  

Inkomen net onder de bruto Wml-norm
Een bruto-inkomen onder het desbetreffende referentiebedrag leidt niet automatisch tot afwijzing van de aanvraag. Het inkomensvereiste heeft immers tot doel te voorkomen dat een beroep wordt gedaan op de bijstand. Hoewel in de meeste gevallen waarin het bruto-inkomen lager is dan het minimumloon, ook het netto-inkomen lager is dan de bijstandsnorm, zijn bijzondere gevallen denkbaar waarin dit niet het geval is. Als met het netto-inkomen geen beroep kan worden gedaan op bijstand, bestaat geen aanleiding om de aanvraag voor verblijf bij een familie- of gezinslid af te wijzen wegens het ontbreken van voldoende middelen van bestaan.

Uitbetaling per vier weken
Bovengenoemde bruto normbedragen (WML) gelden per maand. Het komt regelmatig voor dat een werknemer om de vier weken wordt uitbetaald. Het vierwekelijkse loon wordt dan omgerekend naar een maandelijks bedrag zodat het kan worden vergeleken met de bedragen als hierboven genoemd. De volgende berekening wordt hiervoor gebruikt: (Brutoloon per vier weken x 13) : 12 = maandloon.

Leeftijd
Bovengenoemde normen gelden, voor wat betreft de toetsing aan het middelenvereiste in de zin van de Vreemdelingenwet, voor alle leeftijdscategorieën.

Zie de website van de IND voor de laatste informatie over de hoogte van de inkomensnormen.

a. Hoogte van het inkomen uit arbeid (loondienst) 

Niet het brutoloon, maar het sv-loon (loon sociale verzekeringen) moet ten minste gelijk zijn aan het (bruto) Wml. Het sv-loon, dat ook wel coördinatieloon of premieloon genoemd wordt, is het loon waarover de premies op grond van de sociale verzekeringen worden berekend en waarop de uitkeringen worden gebaseerd.

Reiskostenvergoedingen worden niet als inkomen beschouwd. Overwerkvergoedingen of vergoedingen voor onregelmatige diensten kunnen soms wel als inkomen worden meegerekend, maar dan moet worden aangetoond dat er door overuren structureel meer wordt verdiend dan het basisloon. Met 'structureel' wordt bedoeld: minimaal één jaar.

Een eindejaarsuitkering of een bonus kan wel worden meegerekend, mits het bedrag kan worden vastgesteld en de arbeidsovereenkomst hier recht op geeft.

b. Hoogte van het inkomen uit onderneming

De hoogte van het inkomen van een ondernemer, met inbegrip van een freelancer, wordt berekend aan de hand van de brutowinst. De brutowinst gedeeld door het aantal maanden waarop de winstberekening betrekking heeft, is het maandinkomen. Deze moet minstens gelijk zijn aan het bruto normbedrag per maand inclusief vakantiegeld. Om dit inzichtelijk te maken, wordt gebruik gemaakt van een formulier, ondertekend door de boekhouder of accountant van de ondernemer. 

3. Duurzaamheid van het inkomen

Een minstens even belangrijke eis als de zelfstandigheid en de hoogte van het inkomen is de duurzaamheid van dat inkomen. Het inkomen moet namelijk lang genoeg beschikbaar zijn. Hiervoor wordt de datum van de aanvraag om een MVV als uitgangspunt genomen. Op de datum dat de IND de aanvraag heeft ontvangen moet het inkomen voldoende duurzaam zijn.

a. Duurzaamheid van het inkomen uit arbeid (loondienst)

Bij inkomen uit arbeid in loondienst, moet het salaris op de datum van de aanvraag nog voor minstens één jaar beschikbaar zijn (zie hieronder). Wordt de aanvraag bijvoorbeeld op 1 juni ingediend, dan zal het inkomen tot minstens 1 juni van het volgende jaar beschikbaar moeten zijn in de vorm van een arbeidsovereenkomst. Een intentieverklaring is hiervoor niet voldoende!

Als het inkomen nog minder dan een jaar beschikbaar is, kan het inkomen toch als duurzaam worden aangemerkt, mits de drie jaar vóór de aanvraag onafgebroken voldoende inkomsten uit arbeid in loondienst zijn verdiend. Het inkomen dat de afgelopen drie jaren is verworven, hoeft daarbij niet iedere maand gelijk te zijn geweest aan de relevante brutonorm; voldoende is dat het inkomen op jaarbasis daaraan voldoet. Indien tijdens de periode van drie jaren gedurende een periode van in totaal niet langer dan zesentwintig weken een werkloosheidsuitkering is ontvangen, wordt die uitkering gelijkgesteld met inkomen uit arbeid in loondienst.

[UPDATE 24-03-2017]: Op 23 maart 2017 is nieuw beleid bekendgemaakt met betrekking tot de bepaling van de duurzaamheid van het inkomen uit arbeid in loondienst. Volgens het nieuwe beleid zijn inkomsten uit arbeid in loondienst eveneens duurzaam:

"indien op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven een aaneengesloten periode van een jaar voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst zijn verworven en de middelen van bestaan nog zes maanden beschikbaar zijn".

De nieuwe regel komt erop neer dat de referent ook voor een buitenlandse partner of gezinslid garant kan staan met gegarandeerde inkomsten uit arbeid in loondienst voor nog 6 maanden te rekenen vanaf de aanvraagdatum en een inkomen uit arbeid in loondienst gedurende het jaar voorafgaand aan de aanvraag. Wel moeten de inkomsten steeds voldoende zijn (geweest), dus minimaal gelijk aan het bruto wettelijk minimumloon.

Samengevat is het inkomen van de referent uit arbeid in loondienst duurzaam als hij op de datum dat de MVV-aanvraag door de IND wordt ontvangen:

  1. Nog minstens één jaar over gegarandeerde, voldoende inkomsten uit arbeid in loondienst beschikt, of
  2. 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag over voldoende inkomsten uit arbeid in loondienst heeft beschikt en voor nog minstens 6 maanden in de toekomst over gegarandeerde, voldoende inkomsten uit arbeid in loondienst beschikt, of
  3. In de 3 jaar voorafgaande aan de aanvraag steeds over voldoende inkomsten uit arbeid in loondienst heeft beschikt en op de datum van de aanvraag en gedurende de MVV-procedure nog steeds over inkomsten uit arbeid beschikt.

b. Duurzaamheid van het inkomen uit onderneming

Inkomen uit arbeid als zelfstandige is alleen duurzaam als met hetzelfde bedrijf ten minste anderhalf jaar inkomsten uit arbeid als zelfstandige zijn verworven door dezelfde hoofdpersoon (zie hieronder).

Wanneer een ondernemer niet kan voldoen aan de inkomenseisen vanwege de duurzaamheidseis (de onderneming bestaat nog niet lang genoeg), is het in sommige gevallen wel mogelijk om op basis van inkomen uit arbeid in loondienst aan de voorwaarden te voldoen.

Dit is in ieder geval wanneer de ondernemer kan worden aangemerkt als een directeur-grootaandeelhouder (DGA) van zijn onderneming. Over het DGA-loon dat hij ontvangt moeten loonbelasting en premies worden afgedragen. 

4. Nederlands(e) kind(eren)

Sinds de uitspraak van het EU Hof van Justitie in de zaak 'Chavez-Vilchez' geldt ten aanzien van de ouder van (een) Nederlands(e) kind(eren) of diens partner geen inkomenseis. Ook geldt er in die situatie in beginsel geen MVV-vereiste of het vereiste dat de ouder moet zijn geslaagd voor het basisexamen inburgering in het buitenland.

Zie meer hierover op de pagina:  Verblijf bij Nederlands kind

 

5. Vrijstelling van het inkomensvereiste

In sommige gevallen kan de hoofdpersoon in Nederland (referent) worden vrijgesteld van inkomen. Het is dan niet meer van belang uit welke bron het inkomen afkomstig is en wat de hoogte daarvan is. Vrijstelling kan worden verleend in de volgende gevallen:

  1. De referent heeft de Aow-gerechtigde leeftijd bereikt;
  2. De referent is naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt; of
  3. De referent is blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen. 

Ad a: De referent heeft de Aow-gerechtigde leeftijd bereikt

In het verleden werd men van het inkomensvereiste vrijgesteld wanneer de pensioenleeftijd is bereikt.
Omdat niet meer duidelijk was wat hieronder valt geldt nu de Aow-leeftijd als norm.
De Aow-leeftijd is afhankelijk van de geboortedatum en kan worden berekend via de website van de SVB

Ad b: Blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid

Uitkering WAO, WAZ, Wajong
De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid aan als de referent:

  • een uitkering ontvangt op grond van de WAO, WAZ of de Wajong of arbeid verricht in het kader van de Wsw; en
  • aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de WAO, WAZ of de Wajong; en voldoet aan alle volgende voorwaarden:
    - uit de toekenningsbeschikking op grond van de WAO, WAZ of Wajong van de uitkerende overheidsinstantie blijkt dat de referent volledig arbeidsongeschikt is; en
    - uit de meest recente uitkeringsspecificatie (die van minimaal één jaar na datum toekenningsbeschikking is) blijkt dat de referent op het moment van het indienen of beoordelen van de aanvraag nog steeds voor 80-100% arbeidsongeschikt is, omdat de uitkering minimaal op gelijke hoogte is gebleven.

Uitkering 'Nieuwe' Wet Wajong (wet geldig vanaf 1 januari 2010)
De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid aan als de referent:

  • een uitkering op grond van de Wet Wajong ontvangt of arbeid verricht in het kader van de Wsw; en
  • aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de Wet Wajong; en
  • voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
    - de referent is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt en uit de toekenningsbeschikking en/of uit de meest recente herbeoordeling blijkt dat er geen kans is op herstel; of
    - de referent is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt en uit zowel de toekenningsbeschikking als uit de meest recente herbeoordeling blijkt dat er een geringe kans is op herstel.

Uitkering WIA
De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid aan als de referent:

  • een uitkering op grond van de WIA ontvangt of arbeid verricht in het kader van de Wsw; en
  • aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de WIA; en
  • voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
    - de referent valt onder de regeling IVA en uit de toekenningsbeschikking en/of uit de meest recente herbeoordeling blijkt dat er geen kans is op herstel; of
    - de referent valt onder de regeling IVA en uit zowel de toekenningsbeschikking als uit de meest recente herbeoordeling blijkt dat er een geringe kans is op herstel.

De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid in ieder geval niet aan als de referent een uitkering WIA ontvangt op grond van de regeling WGA.

Andere uitkering (bijvoorbeeld Wwb / Participatiewet)

De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid aan als de referent geen uitkering op grond van de WIA, WAO, WAZ, Wet Wajong of Wajong ontvangt en als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:

  • de referent is ten minste twee jaar volledig arbeidsongeschikt;
  • (gedeeltelijk) herstel van de referent is voor ten minste nog een jaar redelijkerwijs uitgesloten; en
  • niet al op voorhand, gelet op de reden(en) van de arbeidsongeschiktheid, is geheel of gedeeltelijk herstel van de referent na dit jaar te verwachten.

Dit kan worden aangetoond met een verklaring van een (particuliere) bedrijfsarts of verzekeringsarts. De arts die de verklaring heeft afgegeven moet met een aantekening over het betreffende specialisme in het BIG-register staan ingeschreven.

Ad c: Blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen

Deze vrijstellingsgrond is bedoeld voor personen die langdurig een bijstandsuitkering ontvangen en geen vooruitzicht hebben om binnen afzienbare tijd aan het arbeidsproces deel te kunnen nemen.

Om op deze grond vrijgesteld te worden van de inkomenseis, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

  • de referent is vijf jaar door het college van Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 9, vijfde lid, Participatiewet volledig ontheven van alle verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, Participatiewet (plicht tot arbeidsinschakeling); en
  • gedeeltelijke of volledige arbeidsinschakeling van de referent is niet binnen één jaar te voorzien.

Dit kan worden aangetoond met de volgende documenten:

  1. toekenningsbesluiten op grond van de Wwb die betrekking hebben op de vijf jaar voorgaand aan de indiening van de aanvraag;
  2. correspondentie met het College van B&W over ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling, die betrekking heeft op de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag; en
  3. (als aanwezig) bewijsmiddelen waaruit blijkt dat arbeidsinschakeling binnen een redelijke termijn niet te verwachten is.

Vragen? Neem contact met ons op.

Contactpagina   |   Maak een (bel)afspraak

* verplichte velden