Rechtbank Den Haag 26 februari 2020, AWB 19/2409

ECLI:NL:RBDHA:2020:1623

 
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
26-02-2020
Datum publicatie
11-03-2020
Zaaknummer
AWB - 19 / 2409
Rechtsgebieden
Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie

Aanvraag voor document waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt is afgewezen. Arrest Chavez-Vilchez. Eiseres heeft verblijfsrecht in Spanje. Niet is gebleken dat Spaans verblijfsrecht is vervallen. Beroep ongegrond.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/2409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2020 in de zaak tussen

[EISERES], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Nijnatten).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een document waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt afgewezen.

Bij besluit van 6 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2019.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A. Visser.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Dominicaanse nationaliteit. Eiseres is de moeder van [A], [B] en [C] (referenten), geboren op respectievelijk [geboortedatum] 2014, [geboortedatum] 2016 en [geboortedatum] 2016. Referenten hebben de Nederlandse nationaliteit.

2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres verblijfsrecht heeft in Spanje en haar kinderen als gevolg van de afwijzing niet worden gedwongen om het EU-grondgebied te verlaten. Verweerder heeft in het bezwaarschrift van eiseres geen aanleiding gezien om tot een andere beslissing te komen.

3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 10 mei 2017 (ECLI:EU:C:2017:354) onjuist heeft toegepast. Eiseres betoogt dat het arrest Chavez-Vilchez en Richtlijn 2004/38/EG ook zijn bedoeld om te voorkomen dat een minderjarig kind de lidstaat waarvan het de nationaliteit heeft noodgedwongen dient te verlaten. Eiseres is voor haar Spaanse verblijfsrecht afhankelijk van de heer [D] met wie zij een relatie heeft gehad. Nu deze relatie voorbij is, kan haar Spaanse verblijfsrecht worden beëindigd dan wel niet worden verlengd. De overgelegde Spaanse verblijfsvergunning van eiseres is geldig tot 19 augustus 2018 en zij heeft deze niet verlengd, terugkeer naar Spanje is dan ook niet gegarandeerd. Volgens eiseres worden de kinderen van eiseres door het afwijzen van de aanvraag gedwongen om haar te volgen naar Spanje, waar zij niet langer mag verblijven. Daarnaast voert eiseres aan dat een onthouding van verblijf van eiseres als gevolg heeft dat de kinderen worden gescheiden van hun vader, nu hun vader niet mee kan reizen naar Spanje. Dit is volgens eiseres in strijd met het recht op privé-, familie- en gezinsleven van artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest).

4. De rechtbank overweegt als volgt.

4.1.

In arrest Chavez-Vilchez wordt overwogen dat de weigering van een verblijfsvergunning aan de derdelander zou kunnen leiden tot de situatie dat de kinderen gedwongen zijn om hun moeder te vergezellen en dus het grondgebied van de Unie in zijn geheel verlaten. Het Hof overweegt dat door de verplichting van de moeder om het grondgebied van de Unie te verlaten, haar kinderen evenwel het effectieve genot van de essentie van de rechten die zij aan hun status van Unieburger ontlenen, wordt ontzegd.

4.2.

De rechtbank is van oordeel dat het arrest Chavez-Vilchez zich beperkt tot de vraag of een kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan zijn derdelander ouder een verblijfsrecht wordt geweigerd. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het arrest Chavez-Vilchez voor de conclusie dat wat in het arrest is overwogen ook van toepassing zou zijn in het geval dat de kinderen van eiseres niet het grondgebied van de Unie, maar slechts een lidstaat dient te verlaten. Eiseres wordt dan ook niet gevolgd in haar stelling dat verweerder een onjuiste lezing geeft van dit arrest. Indien eiseres een verblijfsrecht heeft in Spanje, kan zij zich niet beroepen op arrest Chavez-Vilchez omdat referenten door haar daarheen te volgen niet het grondgebied van de Europese Unie verlaten.

4.3.

De rechtbank stelt voorop dat een verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan een declaratoir recht is, zoals overwogen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 25 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2097). Dat wil zeggen dat het bezit van een verblijfsdocument niet bepalend is voor het daadwerkelijk hebben van rechtmatig verblijf. Het verblijfsrecht bij partner komt niet zonder meer te vervallen door enkel het verlopen en niet verlengen van het verblijfsdocument. Indien wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder het verblijfsdocument is afgegeven, komt het verblijfsrecht van eiseres in Spanje niet te vervallen. Wanneer echter niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden, eindigt het recht.

4.4.

Eiseres heeft een Spaans verblijfsdocument overgelegd. Hieruit vloeit voort dat zij bij afgifte van het document heeft voldaan aan de voorwaarden voor verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan. Eiseres heeft aangevoerd dat haar verblijfsvergunning is verstreken, zij langdurig buiten Spanje heeft verbleven, haar relatie is verbroken en ze niet voldoet aan het Spaanse middelenvereiste voor rechtmatig verblijf. Eiseres heeft echter haar stellingen niet met stukken onderbouwd. Niet is gebleken dat de relatie is verbroken, dat eiseres geen inkomen heeft of dat zij meer dan zes maanden buiten Spanje heeft verbleven. Daarbij mocht verweerder ervan uitgaan dat de geldigheidsdatum genoteerd op het verblijfsdocument op de duur van het document zelf ziet en niet op haar verblijfsrecht.

4.5.

Nu is vast komen te staan dat eiseres in het verleden heeft voldaan aan de voorwaarden voor een verblijfsrecht bij partner, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres voldeed en nog steeds voldoet aan de voorwaarden en zij een verblijfsrecht heeft in Spanje. Het is aan eiseres om aan te tonen dat zij niet langer voldoet aan de voorwaarden en derhalve haar Spaanse verblijfsrecht heeft verloren. Eiseres heeft dit niet gedaan.

4.6.

Eiseres heeft ter zitting verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 12 april 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:5329). Eiseres heeft evenwel haar stellingen over het verlies aan verblijfsrecht in Spanje niet aannemelijk gemaakt, waardoor er geen vergelijkbaar geval is.

4.7.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen verblijfsrecht in Spanje heeft. Nu verweerder ervan uit mocht gaan dat eiseres verblijfsrecht in Spanje heeft, heeft hij op goede gronden de aanvraag van eiseres afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet de Europese Unie hoeft te verlaten maar naar Spanje kan terugkeren.

5. De rechtbank komt niet toe aan de beroepsgrond aangaande de gestelde afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres, referenten en hun vader in Nederland en verwijzing naar het arrest Rendon Marin van het Hof van 13 september 2016 (ECLI:EU:C:2016:675). De rechtbank overweegt dat indien eiseres de aanspraak op verblijf met het oog op het recht op privé-, familie- en gezinsleven van artikel 7 van het Handvest of artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden beoordeeld wenst te zien, zij een daartoe strekkende aanvraag moet indienen.

Conclusie

6. Het bestreden besluit is op juiste gronden genomen. Het beroep is ongegrond,

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2020.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

 

Terug naar overzicht